OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam en Natuurhistorisch Museum Rotterdam

OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam en Natuurhistorisch Museum Rotterdam

Honderden keren moet ik er al overheen zijn gelopen, maar binnen was ik er nog nooit geweest: het OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam (OVM). Ik schrijf hier inderdaad ‘overheen gelopen’, want het museum is gevestigd onder de Pieter de Hoochbrug, de brug die je moet oversteken wil je van het Coolhaveneiland naar de metro (of andersom). Aangezien het metrostation Coolhaven naast deze brug ligt, moeten dagelijks aardig wat mensen langs het museum komen. Slechts weinigen van deze passanten bezoeken waarschijnlijk ook het museum: op het moment dat ik er was, was ik in ieder geval de enige bezoeker. Misschien hielp het niet dat ik er op een regenachtige dinsdagochtend was.

OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam

Het opmerkelijke beeld voor de ingang zal echter weinig mensen ontgaan: een betonnen vliegtuig, op zijn staart, gemodelleerd naar de Duitse vliegtuigen die in mei 1940 Rotterdam bombardeerden. Vanaf de brug kun je de bommen in het ruim ook goed zien zitten. Het beeld heeft als titel De schaduw, wat verwijst naar de schaduw die het bombardement tot op heden over Rotterdam werpt. Daarmee is natuurlijk al veel gezegd over Rotterdam en de Tweede Wereldoorlog. De herinnering aan het bombardement is nog steeds aanwezig, en zij is de afgelopen jaren naar mijn idee alleen sterker geworden, bijvoorbeeld door het markeren van de brandgrens.

Los van de Rotterdamse context is het OVM in veel opzichten een oorlogsmuseum zoals je ze vaker aantreft in Nederland. Het aantal tentoongestelde wapens en poppen in uniformen is gelukkig beperkt, maar ook hier wordt chronologisch en aan de hand van enkele grote thema’s het verhaal van WOII vertelt, met behulp van voorwerpen. Wat het museum, dat voorkomt uit een particuliere verzameling, echter bijzonder maakt, is dat het grootste deel van de collectie uit schenkingen bestaat, van mensen die zelf de oorlog hebben meegemaakt, of hun familieleden. En dan blijkt dat er bij de tentoongestelde voorwerpen ook verhalen horen, en veel van deze verhalen zijn voor de bezoeker opgetekend. Dat maakt het museum heel persoonlijk.

OVM1Aangrijpend was bijvoorbeeld de tentoongestelde fietsband, gemaakt van een oude autoband, zodat een vader in de Hongerwinter vanuit Rotterdam naar Lisse kon fietsen (ca. 50 km!) om daar bloembollen te halen, die vervolgens werden opgegeten. Ook de restanten van diverse uit gebombardeerde huizen gehaalde alledaagse voorwerpen, zoals een doos verbrande Verkade-koekjes, maakten indruk, net als de zeventiende-eeuwse gevelstenen van gebouwen die bij het bombardement verloren gingen. Daarnaast wordt ook aan minder bekende onderwerpen, zoals het ‘vergeten bombardement’ op Rotterdam-West in 1943 (dus door de geallieerden), aandacht besteed.

De sterke focus op voorwerpen en de bijbehorende persoonlijke verhalen en getuigenissen brengt de oorlog zo vaak heel dichtbij, maar heeft tegelijkertijd als nadeel dat het ‘grote verhaal’ wat naar de achtergrond dreigt te verdwijnen. Daarmee bedoel ik dat wie meer wil weten over Rotterdam in WOII toch nog met vragen kan blijven zitten. Dat veel goederen op de bon gingen en er surrogaatproducten verschenen weten we, maar hoe was het nu om te leven in een bezette stad, en veranderde dit in de loop van de vijf jaar? Reden de trams, en gingen kinderen gewoon naar school? Wie bestuurde de stad eigenlijk? Waar gingen de mensen naartoe van wie de huizen waren gebombardeerd? Waren er altijd soldaten aanwezig, en wat merkte je daarvan? En dan zijn er nog vragen van een wat ‘abstracter niveau’ die opkomen: over verzet en collaboratie, over ‘goed en fout’, (militaire) terreur, onverdraagzaamheid en vrijheid, en de betekenis van WOII voor het heden. Ook dergelijke vragen zou het museum, en dat kan ook impliciet, best in de tentoonstelling mogen verwerken. Hoewel het natuurlijk ook helemaal niet erg is als de geïnteresseerde OVM-bezoeker de – bijzonder overvloedige – literatuur erbij zal pakken.

LvH
Het Land van Hoboken op 14 mei 1940, rechts Huis Sonneveld. (foto: Het Nieuwe Instituut)

Hoewel van een heel andere orde, kan er zeker een link gelegd worden tussen het OorlogsVerzetsMuseum en het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Het Natuurhistorisch Museum (NHM) is gevestigd in Villa Dijkzigt (naast de Kunsthal), in wat nu het Museumpark heet, maar wat vroeger bekend stond als het land van Hoboken. Na het bombardement van 14 mei 1940 gingen hier veel Rotterdammers naar toe uit angst voor meer bommen, zoals te zien is op enkele bekende foto’s. Daarnaast werd Villa Dijkzigt, voormalig woonhuis van de familie Hoboken, tijdens de bezetting door de Duitsers gevorderd, die er diverse organisaties in vestigden.

Villa Dijkzicht, tegenwoordig het Natuurhistorisch Museum
Villa Dijkzicht, tegenwoordig het Natuurhistorisch Museum

Gelukkig zijn er nu andere gebruikers van het mooie gebouw. Eenmaal eerder (in 2001) was ik in het NHM geweest, toen Boudewijn Büch er, onder de titel ‘Een heel huis vol’, een deel van zijn natuurwetenschappelijke collectie presenteerde. Sindsdien is het museum vooral bekend geworden door het onderzoek van conservator Kees Moeliker, de bijzondere dieren die hij verwierf voor de collectie, en zijn publicaties hierover, bijvoorbeeld in NRC Handelsblad. Zoals de beroemde dode eend die slachtoffer werd van de necrofiele homoseksuele neigingen van een soortgenoot, de ‘dominomus’, de illegaal uit het Tweede Kamergebouw verstuurde muis en de ‘laatste schaamluis’. Deze dieren liggen direct in de hal uitgestald, en dat is een goede binnenkomer.

De beroemde dominomus. (foto: Het Natuurhistorisch)
De veelbesproken dominomus. (foto: Het Natuurhistorisch)

De vaste expositie op de begane grond, over biodiversiteit, is heel mooi. De presentatie is ‘ouderwets’: houten vitrines met geprepareerde, opgeprikte en opgepotte dieren, geordend binnen stammen en klassen. Maar het is juist de ordening die indruk maakt: het besef dat je slechts een fractie ziet van de enorme variatie en diversiteit die in de natuur aanwezig is (de getallen lopen uiteen van duizenden tot zelfs meer dan een miljoen soorten). Ook ontzagwekkend is de andere expositie, op de eerste verdieping. Hier worden fossielen getoond die zijn gevonden in Nederland. In kolenmijnen en steengroeven, maar ook de Noordzee zijn fossielen gevonden van een leeftijd om van te duizelen: sommige zijn meer dan 400 miljoen jaar oud! Ook op de eerste verdieping te zien, in die leuke hoektoren, het skelet van olifant Ramon uit Diergaarde Blijdorp.

Dan was er nog de tijdelijke tentoonstelling Sterrenkijkers, waterhoofden en paddenkoppen. Bezoekers werden tot tweemaal toe gewaarschuwd voor de mogelijk schokkende inhoud: op de plattegrond, en bij de toegang tot de tentoonstelling, die achter een gordijn verscholen ging. Hier zijn ‘mislukkingen’ van de natuur zien, mensen en dieren met ernstige, aangeboren afwijkingen, in potten sterk water. Deze ‘pottencollectie’ is afkomstig uit het Erasmus MC en werd nu voor het eerst op deze manier getoond. Het was inderdaad even slikken om misvormde babylijkjes op sterk water te aanschouwen, maar interessant is het wel, zeker in combinatie met de collectie van oude wetenschappelijke studies (vanaf de 17e eeuw) over dergelijke gevallen en de uitleg over de veranderde ideeën in wetenschap en ethiek. Hoewel fascinerend, is het toch een opluchting deze zaal te verlaten, bijvoorbeeld om nog even het potvisskelet of diverse vlinder- en insectensoorten te bewonderen, of om te grinniken bij een van de ‘dode dieren met een verhaal’.

UPDATE: Het NHM, sinds 21 januari met een tank in de tuin (lees hier waarom).

Tank in de tuin van het Natuur Historisch Museum

 

Reacties zijn gesloten.