Ook maar een mening…

Ook maar een mening…

Zodra de stapel kranten en ander papier op tafel dusdanig hoog wordt dat deze zich niet meer laat verplaatsen zonder om te vallen, weet ik dat het weer tijd is voor een wandelingetje naar de papiercontainer. Daar heb ik niet altijd zin in. Niet dat het ver lopen is, integendeel. Maar die container is vaak vol, of kapot, of een combinatie van beiden (gelukkig is er nog een andere dichtbij). Of je moet om de container te bereiken eerst slalommend langs het afval van buurtbewoners, die blijkbaar denken dat het geen probleem is om je vuilniszakken ergens ‘in de buurt’ van een container te deponeren en niet erin, en het vervolgens ook prima vinden als hun rommel daarna door meeuwen en wind over gehele straat wordt verspreid. Maar goed, dat is niet de belangrijkste reden dat ik drie weken later nog steeds de NRC Next van 3 juli in huis heb.

Op de opiniepagina’s (‘denken’ in Next-termen) stonden namelijk twee stukken over zaken die mij aan het hart gaan: muziek en hoger onderwijs. Met het ene artikel was ik het hartgrondig oneens, terwijl ik het met het andere niet méér eens had kunnen zijn.
Het eerste stuk was een ingezonden brief (‘Dance is een doodlopende weg’) over dancemuziek, naar aanleiding van de track Drank & Drugs van Lil’ Kleine en Ronnie Flex. Het nummer is een van de grootste hits van 2015 (hier de videoclip), en goed voor flink wat controverse, onder meer vanwege de verwijzingen naar drugsgebruik. De auteur van de brief (een filosoof) richt ook zijn pijlen op Drank & Drugs (hier is het stuk te lezen, en hier in een langere versie). Niet vanwege de tekst, maar vanwege de muziek. Hij keert zich tegen EDM (electronic dance music), zoals hij het noemt, omdat deze muziek volgens hem amoreel is. Dance biedt volgens de auteur enkel prikkels – hij vergelijkt dance met verslavingen – die wel zorgt voor behoeftebevrediging maar niet voor voldoening. Dance is ‘machinaal’, ‘eentonig’, ‘eenvoudig’, en ‘je kunt er niet echt op dansen’ (?). Volgens de auteur zullen luisteraars van dance zich ook nooit muzikaal kunnen ‘ontwikkelen’, en tot ‘rijkere muziek’ kunnen komen.

NRC Next Drank & Drugs muziek

Het stuk riep veel reactie op. Spottende opmerkingen op Twitter en Facebook, tientallen reacties op de website van NRC, ingezonden brieven en twee opiniestukken in NRC Next: veel mensen waren het heel erg oneens met de auteur. Ik heb me ook flink geërgerd. Geen enkel probleem als je Drank & Drugs een slecht nummer vindt (ik draai het ook niet), of als je niks hebt met dance. Maar uit deze brief sprak zoveel onbegrip en desinteresse voor jongerencultuur, dance en (pop)muziek in het algemeen, dat ik me afvraag waarom Next deze brief plaatste. De auteur noemde zichzelf een leek op het gebied van dance, en je zou denken dat je beter niet kunt spreken over zaken waar je niks van weet, maar dat was blijkbaar geen beletsel voor hem dit stuk te schrijven. Zoals het tegenwoordig wel vaker geen enkel bezwaar is om zonder enige kennis van zaken je mening over van alles en nog wat te geven. Regelmatig verschijnen er op de opiniepagina’s van kranten stukken van auteurs die vooral zichzelf en hun bedrijfje of nieuwe boek willen promoten, en dit lijkt me ook zo’n geval.

NRC Next dance Drank & Drugs

Natuurlijk is er heel veel slechte muziek: slecht geschreven, slecht gezongen, slecht geproduceerd, vals, niet melodieus, niet swingend, zonder soul of energie uitgevoerd, en ga zo maar door. Maar wat mij vooral stoort is dat de briefschrijver muziek op morele gronden beoordeelt. Het gaat hem niet om de kwaliteit van muziek, maar om de morele waarde die muziek blijkbaar kan hebben: de ene soort muziek is beter dan de ander, staat hoger in de rangorde, is ‘rijker’. En uiteindelijk moet de luisteraar van muziek ernaar streven deze hoogste vorm van muziek te bereiken: via ‘Sinatra naar Gerhwin’, en ‘van Elvis naar blues, jazz en folk’. Het is een menig over muziek die mij niet alleen snobistisch, maar vooral ook potsierlijk overkomt. Ook de vooral intellectuele benadering van muziek stoort me danig. De auteur lijkt zich weinig te willen verdiepen in de manier waarop mensen muziek beleven – ongeacht het genre – of welke rol muziek voor individuen of de samenleving kan hebben.

Terecht dus dat er veel reacties kwam op het opiniestuk, ook van een andere filosoof die nog maar eens aantoonde hoe ouderwets deze menig over muziek is. Zelf moest ik tijdens het lezen van twee boeken regelmatig aan het artikel denken. Het eerste boek heeft als mooie titel Why Music Matters, en is geschreven door de Engelse socioloog David Hesmondhalgh. Het werd mij aangeraden door een collega (bedankt J.!) en ik lees het voor mijn werk. In het boek laat Hesmondhalgh mooi zien welke waarde muziek voor personen en de samenleving heeft, en daarbij sluit hij dance niet uit. In plaats van af te keuren wat hij niet begrijpt zoals de briefschrijver, verdiept Hesmondhalgh zich wel in muziek (hij is ook overduidelijk een liefhebber), en laat hij bijvoorbeeld zien hoe ook dance (en dansen) waardevol kan zijn. Ook de negatieve kanten van muziekliefhebberij schuwt hij niet, zo gaat hij in op wat hij noemt ‘competitive individualism and status competition through music’. Het is niet altijd een eenvoudig boek, maar voor mij op sommige punten wel echt een eye-opener, en daarmee dus een aanrader.

NRC Next dance Drank & Drugs

Geheel anders van insteek is 31 songs, een verzameling van korte stukken over popmuziek door Nick Hornby, bekend van o.a. High Fidelity. Hornby houdt erg van popmuziek, en in 31 songs schrijft hij op zeer aanstekelijke wijze over 31 verschillende popliedjes. Zo werd ik direct enthousiast om Teenage Fanclub te gaan luisteren. Wat ik zo leuk vind aan Hornby’s boek is dat hij niet alleen een interessante muzieksmaak heeft en hierover erg leuke stukjes schrijft, maar ook dat hij rake dingen zegt over popmuziek en het plezier van luisteren naar muziek. En hij keert zich, zonder kritiekloos te zijn want ook hij erkent dat er veel slechte muziek is, tegen misplaatst snobisme. 31 songs bevat talloze geweldige zinnen over muziek, die ik hier niet ga citeren, op dit ene naar mijn idee toepasselijke stukje na. Hornby schrijft (in de Nederlandse vertaling) naar aanleiding van de bewondering voor de literaire kwaliteiten van Bob Dylan: ‘de beste muziek verbindt zich met je ziel, niet met je hersenen, en mij zit het dwars dat die Dylan-devotie op een bepaalde manier anti-muziek is, dat eruit spreekt dat het hart niet telt, en dat alleen het hoofd ter zake doet.’

Misschien het beste bewijs hoezeer de auteur van het opiniestuk uit NRC Next volledig de plank misslaat was (onbedoeld) te vinden in NRC Handelsblad zelf. In een interview (zaterdag 11 juli) met een de eerste viool-speler van het Amsterdamse Concertgebouworkest bleek dat de violiste in kwestie vroeger graag naar happy hardcore luisterde, tegenwoordig ‘meer van dance is dan van de klassieke muziek’, en dat ze graag Mahler speelt met het orkest, maar thuis liever bandjes opzet. Hoezo dance is een doodlopende weg?

NRC Next Ilja Leonard Pfeijffer verengelsing hoger onderwijs

Maar gelukkig stond er in diezelfde NRC Next dus ook een stuk  waar ik het wel heel erg mee eens was, over het hoger onderwijs in Nederland. Ilja Leonard Pfeijffer, die vaak rake dingen schrijft in zijn wekelijkse column op vrijdag, haakte in op de discussie die recent (opnieuw) was ontstaan over de ‘verengelsing’ van de Nederlandse universiteiten. Meerdere opiniestukken (zie bijvoorbeeld hier, hier en hier) keerden zich tegen deze trend om het Nederlands in het universitaire onderwijs in te ruilen voor het Engels. Veel mensen maken zich hier zorgen over, en ik ook. Want veelal wordt niet vanuit inhoudelijke motieven gekozen voor het Engels, maar vanuit economische. Met Engelstalig onderwijs kunnen namelijk buitenlandse studenten worden binnengehaald, en komt er dus ook meer geld binnen. Helaas is de manier waarop het hoger onderwijs in Nederland wordt gefinancierd hier de oorzaak van. Ook de Rotterdamse opleiding geschiedenis is vanaf komend collegejaar Engelstalig, te beginnen met het eerste jaar, en daarna volgen de andere jaren. Met als gevolg dat bijna geheel Nederlandstalige groep docenten in het Engels onderwijs moet gaan geven aan voor het grootste deel Nederlandse studenten. Ik hoop dat dit geen gevolgen zal hebben voor de inhoudelijke kwaliteit van het onderwijs, maar of deze hoop realistisch is… Zoals altijd weet Pfeijffer, die zelf op Engelse universiteiten heeft gewerkt, dit met scherpe pen veel beter te formuleren: ‘De verkwanseling van onze moedertaal in het hoger onderwijs is een funeste ontwikkeling die de kwaliteit van het hoger onderwijs als zodanig ondergraaft.’ Ook het volgende is herkenbaar: ‘Ik hecht niet aan het Nederlands uit nostalgie of chauvinisme. (…) Desondanks acht ik mijn Engels niet goed genoeg om dezelfde nuances op mijn studenten over te brengen als in het Nederlands. Dat Nederlanders goed Engels spreken is een fabeltje waarin ze zelf zijn gaan geloven. Dat is het probleem.’ Ik zou willen dat het anders was, maar ik kan hem hierin niet anders dan gelijk geven, helaas.

En nu kan die krant eindelijk naar de papierbak!

Reacties zijn gesloten.